Essay by Renèe van Marissing (Dutch)
Pictures by Seye Cadmus
Vlak voor de start van het symposium – mensen begroeten elkaar, bekijken de ruimte en zoeken een plek – spreek ik kort met Cecilia Arditto, componist en deze week drie dagen resident bij Het Concreet.
Ze vertelt dat ze veel heeft uitgeprobeerd en veel heeft gepraat met Mathijn en Mathijs. Een verademing vond ze het om een paar dagen geen doel te hebben en geen (eind)product te hoeven creëren. We staan vlak naast een blikje Rinse appelstroop, het is op een statief vastgemaakt, door een gaatje in de bodem is een touw gehaald en daarnaast, ook op de bodem, is een microfoontje bevestigd. Over de breedte van de ruimte zijn twee touwen gespannen die vastzitten aan drie blikjes, alle drie op statieven.
‘Dat microfoontje was het idee van Mathijn en Mathijs,’ zegt Cecilia. ‘Ik werk meestal onversterkt. Maar dit geeft veel nieuwe mogelijkheden, dat was interessant om mee te werken en te onderzoeken.’
De touwinstallatie is slechts een van de vele dingen in de ruimte. Er staan hier veel spullen, waaronder een groot geluidssysteem, maar ook tape, taperecorders, een strijkstok, kabels in allerlei kleuren, verschillende instrumenten en spullen die ik niet kan definiëren.
‘Dat krijg je als je zonder computers werkt,’ zegt Anneroos lachend, ‘en als alles potentieel materiaal is.’
In de ruimte schijnt paars en geel licht, en op de muur en het plafond worden vloeistofdia’s geprojecteerd. Een kleine veertig man en vrouw zit inmiddels op de houten banken. Het is druk, ik ben op de bovenste trede van de trap gaan zitten en heb een mooi overzicht van de ruimte. Onder me staan twee mensen tegen de trap geleund. Anneroos zegt tegen ze: ‘Ik zou gaan zitten als ik jullie was, want je staat naast een speaker en het thema vandaag is noise.’
Cecilia schrijft voor instrumenten en objecten, het object wordt in haar werk instrument. Ze vertelt dat de nadruk op haar werk normaal gesproken vooral in de notatie van de muziek en het geluid ligt maar dat dat deze week helemaal niet zo was. Wat we nu gaan horen en zien is een weerslag van hun werkproces van de afgelopen dagen.
Samen met Mathijn en Mathijs staat Cecilia in de ruimte. Ze beweegt haar vingers over de gespannen touwen. Het geluid wordt niet alleen versterkt, er worden ook effecten gebruikt. Mathijs strijkt met een strijkstok over het touw, Cecilia loopt zonder schoenen over de vloerkleden naar het blik appelstroop en ademt, zucht zacht in de open kant. Ik doe mijn ogen dicht. Het lijkt alsof ik naar een soundtrack luister, denk ik. Maar impliceert dat dan dat ik dit geluid niet als autonoom tot me neem? Waar komt de soundtrackassociatie vandaan, terwijl ik geen duidelijke (film)beelden voor me zie. Ik vermoed dat het mijn onbewuste hang naar context is, naar duiding. Ik doe mijn ogen weer open en kijk weer naar hoe het geluid gemaakt wordt. Het gevoel naar een soundtrack te luisteren verdwijnt naar de achtergrond. Wat is het verschil tussen naar geluid luisteren en het live gemaakt zien en horen worden? Ten eerste: Alles is nu. En hier. (Geen ruis, wil ik schrijven, maar noise wordt vaak vertaald of geïnterpreteerd als ruis. Daarbij is er hier bovenaan de trap ook de continue ruis van de ventilator van de diaprojector.) Het geluid live te zien ontstaan zorgt voor een betrokkenheid, alsof ook ik een klein onderdeel van het maakproces ben. Ten tweede: het waarnemen van het ontstaan van het geluid zorgt voor context. Als ik het geluid alleen zou horen en het niet zou kunnen plaatsen omdat ik de herkomst niet zou kennen, zou ik het denk ik sneller als ‘lawaai’ interpreteren. Of, zoals ik hierboven schreef, als onderdeel van een groter werk, zoals de soundtrack voor een film dat is.
Met de opstelling van de touwen en de blikjes laat Cecilia na de performance zien dat het geluid van het ene touw als een echo ook binnenkomt in de andere microfoon. Het geluid komt vertraagt binnen, het reist door de tijd. Ook Mathijs heeft het over tijd, wanneer hij uitlegt hoe hij kiest wat hij opneemt met het loopapparaat. ‘Het gaat om het pakken van een stukje tijd,’ zegt hij. ‘Een periode van het geluid van het ene instrument overbrengen op het andere instrument.’
Een van de werkzaamheden van Marcel Cobussen, hoogleraar auditieve cultuur en muziekfilosofie, is het adviseren van de overheid over hoe om te gaan met geluid in bijvoorbeeld het verkeer. Meestal wordt er tegen hem gezegd: daar en daar is te veel en/of te hard geluid en dat willen we niet, doe er iets aan. ‘Wat ik problematisch vind,’ zegt hij, ‘is dat geluid vaak als iets negatiefs wordt gezien.’ Marcel pleit voor een bredere kijk op het begrip geluid. Hij wil dat we niet alleen kijken naar wat het is, maar vooral ook naar wat het kan, of doet.
De lezing, Paranoise, die hij samen met muzikant en geluidskunstenaar Caeso geeft, is een performance lezing. Het is geen lineair verhaal maar bestaat uit verschillende blokken tekst, ‘meditaties’ die Marcel afstemt op wat Caeso doet. De volgorde verschilt per lezing, en soms, zegt Marcel, herhaalt hij een blokje. De tekst als partituur.
Marcel en Caeso beginnen met ons te laten luisteren naar de stilte, die natuurlijk niet bestaat. ‘Geluid hoeft niet luid te zijn, maar kan het stil zijn? Wat is het verschil tussen geluid en stilte?’
Marcel haalt 4.33 aan, John Cage’s bekende stuk waarin vier minuten en drieëndertig seconden geen intentioneel geluid wordt gemaakt. Maar het is geen stuk waarin het ruim vierenhalve minuut stil is, we zijn immers altijd door geluid omringd. Dat is wat het stuk laat horen, hoeveel geluid er aanwezig is, altijd. John Cage heeft ooit gezegd dat stilte erg luid en lawaaierig kan zijn. Marcel Cobussen draait dit om en stelt, in antwoord op de vraag die hij eerder opgooide, dat geluid zeker ook stil kan zijn.
Tijdens de lezing creëert Caeso vrijwel continu noise. Soms is het geluid harder dan de tekst. Marcel doet niet zijn best zijn woorden luider te laten klinken, dat vind ik fijn, zo wordt de taal voor even ontdaan van zijn betekenis en wordt het geluid. Wat later op de middag, in het panelgesprek, zegt Marcel Cobussen dat hij het belangrijk vindt dat tekst en geluid in balans zijn, dat het geluid ook de ruimte en de tijd krijgt, dat de tekst zich niet opdringt aan de muziek.
De verhouding tussen tekst en geluid heb ik als maker altijd een lastige gevonden. Ik weet niet of ‘verhouding’ het juiste woord is, misschien bedoel ik de balans. Ik wil als schrijver van woorden niet altijd degene zijn die de toon zet, die context geeft, maar toch komt het daar telkens wel weer op neer. Maar nu ik hier op de bovenste trede zit te luisteren naar de klanken en woorden van Cecilia, Mathijn, Mathijs, Caeso en Marcel, besef ik dat er ook vanuit mijn oogpunt (dat van de schrijver van woorden) een wezenlijk verschil is tussen muziek en geluid. Waar zit ‘m dat verschil in? Ik vermoed dat het ermee te maken heeft dat muziek vaker dan geluid ontstaat vanuit een idee, muziek wordt bedacht en uitgevoerd, geluid ontstaat. Kort door de bocht, zeker hier, vandaag bij Het Concreet tussen de noise liefhebbers bij wie geluid zeker ook vanuit een idee ontstaat en vanuit een bredere en meer ontwikkelde context wordt beluisterd, ik weet het.
‘Natuurlijk is niet alle geluid muziek, maar de grens tussen geluid, muziek en stilte is poreus,’ zegt Marcel en ik schrijf de zin op en verwonder me over het woord poreus. Het doet me aan ‘sijpelen’ denken. Zachtjes druppend transformeert muziek in stilte, geluid in muziek.
Het publiek voelt zich comfortabel, dat wordt aan het begin van het panelgesprek ook letterlijk benoemd door een paar mensen. Daar kan ik me bij aansluiten, ik voel me prettig en op mijn gemak. Nu ik het anderen hoor zeggen, probeer ik te bedenken waardoor ik me zo voel.
Aan het begin van de middag bracht Anneroos in haar inleiding het symposium van vorig jaar in herinnering. Het onderwerp was toen “The studio as a compositional tool”. ‘Probeer je genre, je ideeën etc. bij de deur achter te laten en met een open houding de studio in te stappen, de studio te zien als een ruimte om te onderzoeken, uit te proberen, te spelen.’ Homo Ludens, de spelende mens. De uitnodiging, zowel van de mensen als de ruimte van Het Concreet om hier met een onderzoekende, spelende houding aanwezig te zijn werkt prettig, en dus niet alleen bij mij, blijkt.
Er komt veel aan bod tijdens het gesprek, het gaat regelmatig over het politieke van geluid. Dit blijft voor mij een wat abstract begrip. Iemand vraagt hoe dit dan werkt, dat politieke. Cecilia Arditto legt het uit met een voorbeeld: ‘In Amsterdam is nu een snelle gentrificatie gaande, er zijn dus veel bouw- en verbouwingsgeluiden. Ik moet me daartoe verhouden. Het verandert mensen.’ Ja, nu begrijp ik het, wat het kan zijn, want dat politieke is volgens mij op vele manieren in te vullen. Zo is het ook politiek dat Cecilia in deze consumptiemaatschappij dagelijkse objecten (her)gebruikt in haar werk, haar composities. En het is politiek wat Marcel zegt, dat geluid dodelijk kan zijn maar ook hoop kan geven, hoop op nieuwe systemen bijvoorbeeld. Net zoals het politiek is dat geluid niet kan worden gedefinieerd, omdat het alle categorieën ontglipt. Marcel: ‘Geluid is afhankelijk van oordelen. Wie beslist? Wie controleert? Wie sluit uit? Wie definieert? Wie lijdt?’ Cecilia zegt dat we niet hebben geleerd om te luisteren, om geluid aandacht te geven. Terwijl het kracht en mogelijkheden geeft wanneer je een gevoeligheid krijgt voor de wereld om je heen, zeker ook de auditieve wereld.
Angela de Weijer, Miss Milivolt, sluit het symposium af met haar nieuw gecomponeerde stuk Harvest Sea. Het wordt een verdonkerde luistersessie. Wellicht helpt het wegnemen van de prikkels van een ander zintuig om te leren luisteren. De ruimte wordt donker, het is hierboven eindelijk stiller omdat de ventilator van de diaprojector nu is afgeslagen.
Ik luister. Ik loop over straat. En wanneer de muziek, de noten te horen zijn, heb ik het gevoel opgetild te worden, maar wel in beweging en met zicht op de straat waar ik net liep. Ik moet denken aan de Moreelsebrug, de brede brug met bomen van bijna driehonderd meter die zich over de treinsporen van Utrecht Centraal uitstrekt. Lopen op een nieuw landschap dat boven het oude wordt gecreëerd, over het oude heen gelegd.
Het einde van het stuk komt plotseling. Het voelt alsof ik geen tijd krijg te landen, eigenlijk wel een fijn gevoel want hierdoor draag ik die andere wereld nog een tijd met me mee.
Renée van Marissing (1979) is schrijver van romans, spoken word, hoorspelen en (muziek)theater teksten. Steeds vaker zoekt Renée in de teksten die ze schrijft en de voorstellingen die ze maakt naar de betekenis van (haar) taal temidden van andere disciplines als dans, muziek en beeldende kunst. Samen met Het Concreet, Domein voor Kunstkritiek en Gonzo(circus) leidt Renée het schrijflab Klank&Komma, waarin schrijvers drie weekenden lang werken aan een kritiek van klank.
CONTACT
Mathijn den Duijf
Artistic director
Mathijs Leeuwis
Artistic director
Anneroos Goosen
Business director
NEWSLETTER
PRESS
WEBSITE
Janine Hendriks (Kaftwerk) created the visuals for this website
Webdesign by Remco van Dun