Essay by Caya van Rossum (DUTCH)
Een essay is een poging tot en dus kan, net als een droom, deze tekst je niets beloven.
1. Laatst las ik ‘The word for world is Forest’ van Ursula K. LeGuinn. Het ging over oorlog vond ik, over hoe je een maatschappij in zou kunnen richten, over hoe vrede kan werken, over hoe vreselijk mensen (kunnen) zijn, en over de flexibiliteit van realiteit. Het volk dat in het boek werd omschreven had een bijzondere eigenschap toegeschreven gekregen van de geniale ScI FI schrijfster: ze konden dromen.
2. Joris en ik praten over onze dromen. Of, vooral over zijn dromen, omdat ik de mijne vaak niet onthoud. Ik raak ze kwijt tijdens het wakker worden en blijf achter met het gevoel dat de droom me gaf, zonder te weten waar dat vandaan komt. Door de jaren heen groeit mijn frustratie daarover. Ik wil begrijpen. Ik wil grip krijgen.
3. Mensen die hun dromen interpreteren vind ik mateloos irritant. Ik heb het zelf natuurlijk ook weleens gedaan, ‘s ochtends de zoekmachine erbij gepakt om uit te pluizen wat het betekent dat ik die nacht ik een auto zat met de beste vriend van mijn partner en (zijn?) twee kinderen, tot we in een eindeloze file belandde en hij me na een tijdje achterliet met die kinderen en een auto op de weg, zonder dat ik wist hoe ik die auto kon besturen. Dromen over auto’s, over iets moeten doen wat je niet kan, wijzen naar een gevoel van een gebrek aan controle over je eigen leven. Je zou iets vast willen grijpen en steeds mispakken. Lachend klap ik de laptop dicht. Wat een onzin. Ik ga douchen.
4. Op een dag besluit ik een nieuwe gewoonte op te willen pakken. Dat doe ik de meeste dagen en natuurlijk lukt het vrijwel nooit, en daarom besluit ik deze keer ook maar meteen dat het helemaal niet hoeft te lukken. Ik wil mijn dromen opschrijven. Ik knutsel een klein boekje voor naast mijn nachtlampje, leg er een pen naast, en waarachtig genoeg werkt het. Vanaf donderdag 27 maart schrijf ik zo ongeveer twee tot vier keer per week op wat ik ‘s ochtends nog weet van mijn nacht vol dromen. En hoe meer ik het doe, hoe beter ik de dromen lijk te onthouden. De teksten worden steeds langer.
5. Volgens Joris leven dromen als een soort stad van zand in de mist. Ze houden zich graag schuil achter dat rookgordijn. Als je de mist ervan af probeert te blazen, moet je voorzichtig zijn. Je blaast het zand even makkelijk weg als de mist, en dan is er niks over. Daarom schrijft hij zijn dromen liever niet op, hij heeft het gevoel dat geschreven taal de dromen afschrikt, zich terug laat trekken. Daarom praten we erover.
6. Op een donderdag in mei word ik wakker met een gespannen gevoel, maar ook vol enthousiasme. Er zat iets in die droom van vannacht en ik wil het terugvinden. Vandaag wil ik het er niet op wagen de droom op te schrijven en daarmee misschien de essentie te verliezen. Een andere ingang vinden. Ik ga naar de studio.
22-05-25
Had dit thuis willen doen maar een te gehaaste ochtend geeft geen ruimte voor het noteren van de dromen die me bij het wakker worden alweer een beetje probeerden te ontkomen
Maar ik weet nog dat er iets op het spel stond vannacht er waren mensen die ik kende ik zie nog de beelden van de kortgeschoren hoofden van Tom en Nathanaël en voel nog dat er iets op het punt stond fout te gaan
En van daaruit, nu in de studio, wil ik mijn droom niet opschrijven (Joris heeft zo vaak gelijk!) maar proberen te vertalen in geluid
Geluid biedt meer ruimte, misschien durft de droom dan wel te blijven?
En ik heb toch nooit geduld maar probeer nu zorgvuldig en voorzichtig, zoals ook tijdens seks, lang genoeg geduld te hebben en de spanning te vergroten door tijd op te rekken. En ik word er nerveus van als ik de juiste kabels niet meteen vind want wat als straks alles klaar staat en dan die spanning weg is, de droom zich nooit meer laat vertalen
Maar ik doe het ik volg het gedwee en het voelt alsof ik de droom meer en meer eer aan doe met elke keer dat ik iets vergeet mee te nemen naar boven (een kabel, de tape, m’n koffie) en nog eens op en neer moet
Het wordt
steeds
spannender
Maar het blijft stil het blijft zo lang stil
En hoe langer ik afwacht tot die stilte me zal vertellen wat ik vannacht droomde hoe stiller het blijft hoe harder de droom schreeuwt dat het mij niks aangaat
Het gaat niet om mij
Het blijft zolang stil omdat ik de materie, de apparatuur niet goed genoeg begrijp om de controle te hebben en het is precies waarom ik hier ben
In een studio gevuld met dingen die ik niet snap opzoek naar een geluid dat ik niet horen kan
- ik slik in dat ik een controlefreak ben en dat ik de realiteit snel kwijtraak bij het idee dat ik niet en niemand ooit iets onder controle zou kunnen hebben en dat het observeren van de oncontroleerbare processen me rust geeft en grond om op te staan en een wereld om in rond te kunnen bewegen zonder weg te vliegen -
Ik probeer het nog eens (taperecorder aan, kanalen open, master open, alles open) en nog steeds stil
En nog eens (alles uit, alles aan) en nog steeds stil
De droom voelde fysiek en
Ik weet niet meer welk deel van mijn lichaam werd aangesproken alleen die herinnering aan ongemak en spanning en iets dat geen woord heeft gekregen in deze tijdlijn
Ik probeer nog iets het blijft stil ik begin langzaam het gevoel van urgentie te verliezen buiten hoor ik een kraai en vanaf beneden de stem van Mathijn die vertelt over het belang van ruis en de romantiek
Is eindeloos maar ik mis mijn droom en het geduld raakt op mijn inhoudingsvermogen ook ik wil weglopen onderdruk die neiging maar ik wil iets productiefs doen vandaag wil werk verrichten waar ik morgen naar kan wijzen
Een laatste poging zeg ik dan als ik nog een keer twee van de kabels vervang en de output verplaats van een speaker op het bureau naar een koptelefoon en eindelijk
Ik hoor alleen de tape die ik willekeurig uit een rommeldoos had gepakt en aan elkaar geplakt op de recorder had gelegd as if to say: kan jij mijn droom vastleggen?
Ik hoor alleen de per ongelukke restanten op die tape maar ik hoor en ik begin honger te krijgen en de droom krijgt kleur en net als bij een orgasme zie ik patroontjes in de lucht ik zie blauwe ruitjes in rijen langs elkaar bewegen
Ik hoor morsecode en ver weg gemompel en heb dat allemaal waarschijnlijk compleet zelf bedacht maar zoals je misschien al doorhad wil ik er zelf graag in geloven
Als laatste schreef ik nog: Ik gebruikte no-input en gevonden tape voor een passende onvoorspelbaarheid. Ik wilde het uitleggen. Misschien wel aan mezelf. Misschien wilde ik grip.
7. Mijn partner en ik vragen elkaar nu vrijwel altijd bij het waken wat we gedroomd hebben. We vertellen elkaar over de ‘s nachts beleefde avonturen. Hij droomt vaak dat ik vreemdga.
8. We delen allemaal diezelfde koortsdroom als kind. Vooral die van Fred en mij lijken op elkaar. Niet in de beelden die we eruit herinneren, maar het gevoel dat we erin hadden. Nooit ben je zo klein, zo nietig, als in een koortdroom gedurende je vroege jaren.
9. De kleine groene wezentjes die LeGuinn tot leven wekte in haar roman, droomden veel. Hun wereld draaide op hun dromen. Elke dag, meerdere uren, vaak staand en halverwege taken, droomden ze op een manier die wij lucide zouden kunnen noemen. Door mensenogen leken ze daardoor lui, onbereikbaar of onproductief. Maar in het boek ontdek je dat de wezentjes een intellect bezitten dat voor mensen zo goed als onbekend is. Misschien wel juist door hun vaardigheden op het gebied van dromen. Ze konden meer zien dan de mensen, die harige wezentjes. Ze konden potentiële toekomsten zien, of andere tijdlijnen zoals ikzelf misschien zou zeggen. Toen aan het einde een vriend van een van de wezentjes stierf, zag die zijn vriend nog vaak naast hem zitten. Ze konden dromen dat iemand ze een tip gaf, een hint, iets wat ze zonder droom niet hadden kunnen weten, en waardoor ze tot betere keuzes kwamen. Het was magisch om te lezen dat een bedacht volk zo goed getraind was in dromen dat ze er profijt van hadden, dat ze er wijs van werden, en dat ze hun maatschappij lieten draaien door de grootste dromers. Iets wat voor mensen een eng idee lijkt te zijn. Iets waar ik toch van droom.
10. “There is really no difference between memory and sight, fantasy and actual vision”, schreef David Wojnarowicz.
11. Casper verteld me hoe ons brein als een postbedrijf gezien kan worden omdat ik zijn acamdemische taal niet begrijp. Herinneringen, zo legt hij uit, worden als pakketjes opgeslagen in een grote loods, gevuld met stellingen die in hoogte en diepte zo ver reiken dat je nergens het einde van kan zien. Ze worden naar hun bestemming gebracht op lopende banden, en soms valt een pakketje van de band. Dan wordt het opgeslagen op de verkeerde plek. Ik vraag me af waar je dromen worden opgeslagen en wat er gebeurt als je ze gaat verwarren met de werkelijkheid. Hoe je weer grip kan krijgen op de realiteit en of je daar dan eigenlijk wel naar verlangt, of dat dat vooral van jou verlangd wordt. Dromen kunnen niks beloven. Dat is ook een vaardigheid om naar te kunnen verlangen.
1. Ik ken iemand die in een relaliteit leeft die mijn buren niet herkennen. Ze lijkt haar eigen zon bedacht te hebben, misschien opdat haar leven zonder die zon onaanvaardbaar zou zijn. Ik balanceer soms op het randje tussen twee werelden als ik met haar praat; genoeg in de hare om haar niet af te schrikken en genoeg in de ‘echte’ om haar te herinneren aan de fysieke grond onder haar voeten.
2. do 27 mrt.
_____________________________met iemand___________________________in de avond__________ waarde in_______________in de ban van___________nieuw en magisch______________
3. za 30 mrt.
____________doorschemerd__________afgeleid________bakfiets________sip.
4. wo 16 apr.
_____lang en vaag___________________Morris tegenkomen op een festival___________stroef______________wandelen________________________
5. vr 25 apr.
______beleefd________________________fee-achtig______________zonnig dorpje_________________klimop en druivenstruiken__________________________een bekende_________gek gevoel.
6. Ik hoor een hivemind, hoor voetstappen, een stem zonder dat ik die versta, een deuntje dat ik ergens herken maar ik weet niet waarvan.
7. Overdag bewegen de lantaarnpalen die langs de weg van huis naar station stabiliteit zouden moeten bieden. ‘s Nachts flitst iets zo fel voor mijn ogen dat ik ervan wakker schrik en mijn hoofd hard stoot tegen haar schuine dak.
8. Het is het beeld van een verkrampte hand, bevroren in een positie tussen vastklampen en loslaten. Je ziet gespannen pezen.
9. Ik hoor suizen en stemmen altijd maar suizen en stemmen die verdwijnen als ik probeer te luisteren naar wat ze zeggen.
10. datum onbekend
Rood__________blauw________geelgeelgeel________hard aan het____man_______oh!______aaaa__________blauw!_______roodroodrood
11. We hebben alles al bedacht, dus alles wat niet bestaat heeft ook het recht om geloofd te worden. In Tijdlijn 3 is het kind wél geboren. Soms, voor de spiegel, kijk je naar je ribbenkast en blaas je zachtjes tot er een luikje op je huid opengaat. Dan kijk je er doorheen naar hoe haar krullen nog net achter een straathoek verdwijnen. Het hielp dat er een optie was, een opening in een verder gesloten situatie. In de keuze tussen leven of dood voor een ander koos je de dood. En om jezelf te kunnen vergeven opende je een luikje. Doorluchting. Ademruimte.
Caya Rosa van Rossum is schrijver, kok en verzamelaar. Ze schreef eerder over moeders in treinen voor Kluger Hans, over tapioca voor de Seizoenszine en over pruimen en petrichor voor rApport. Ze organiseerde o.a. Poëzie op Plaats (als initiatiefnemer) en SPACE&SOUND (in samenwerking met Grounded Community en Het Concreet).
Voor dit essay schreef ze haar dromen op, en probeerde ze tot driemaal toe een droom te vangen op een tapeloop.
Dank aan Rozemarijn Romeijn voor de redactie, Keet Winter voor het meedenken, Joris Pelder voor zijn wijsheid, Joost Peek voor zijn dromen, alle vrienden voor hun geduld.
CONTACT
Mathijn den Duijf
Artistic director
Mathijs Leeuwis
Artistic director
Anneroos Goosen
Business director
Max Majorana
Marketing
NEWSLETTER
PRESS
WEBSITE
Janine Hendriks (Kaftwerk) created the visuals for this website
Webdesign by Remco van Dun